fbpx

Online muziekspelletjes zijn geen bedreiging voor onze muziekles

Ik krijg de vraag de laatste tijd vaak: Judith, al die online dingen die je nu met muziek kunt doen... Is dat eigenlijk geen bedreiging voor jouw werk? 

Weet je, en ergens snap ik die vraag hoor.. Maar ik zie het dus niet als bedreiging, maar als kans om mijn (vooral jongere) leerlingen ook op een andere manier met muziek bezig te laten zijn. 

Ik verwijs mijn leerlingen heel vaak naar deze pagina om ze (bijvoorbeeld in vakanties) extra te laten oefenen met muziekspelletjes om bijvoorbeeld hun gehoor te trainen. Het zijn dingen die we ook in de les doen in spelvorm, en waarmee ze thuis op deze manier spelenderwijs extra kunnen oefenen.. Meer dan eens komen ze vol enthousiasme terug na een vakantie om te vertellen hoe goed het gegaan is en hoe leuk het was... 

Sowieso gebruik ik vooral met jonge kinderen vaak ook spelvormen in mijn les, en hoewel collega's soms anders beweren blijkt dat juist de dingen die we op die manier aanpakken heel goed blijven hangen bij leerlingen.. Het komt vaak voor dat ze jaren later nog tegen me praten over dat ene spelletje waar ze toen leerden hoe de shuffle in elkaar zat...

Ik denk dus dat we de moderne technologie niet moeten weren, maar moeten omarmen. Het is waar de kinderen en jongeren van nu mee opgroeien en het kan ons helpen het muziekonderwijs nog meer dichtbij het kind te krijgen!

Bezuinigingen op het muziekonderwijs

Als gevolg van bezuinigingen sluiten muziekscholen steeds vaker de deuren. Natuurlijk vind ik dat als muziekdocent zeer betreurenswaardig, maar ik pleit ook wel voor een bredere kijk op muziekonderwijs.

In de Zembla-documentaire ‘Muziekschool in Mineur’ doet de Tilburgse trompettist Eric Vloeimans kortgeleden zijn beklag over de teloorgang van de muziekschool, en over het feit dat de resterende scholen breed bereik prefereren boven de ontwikkeling van (top)talent.

Rijk aanbod
Die documentaire keek erg vanuit één domein. Namelijk de muziekscholen zoals ze vijfentwintig jaar geleden waren: volledig ingericht vanuit de (Westerse) klassieke muziek.”

Natuurlijk mogen dergelijke muziekscholen er nog steeds zijn, maar onze maatschappij is niet meer dezelfde dan 25 jaar geleden.

Om me heen zie ik overal prachtige initiatieven van bevlogen muziekdocenten die op innovatieve manieren burgers proberen te bereiken door middel van muziek. Dat kan zowel binnen als buiten de vertrouwde muziekschool.

Een voorbeeld daarvan is de Classical Talent Award van het bekende orkest Camerata Zuid. Zij gaan langs op middelbare scholen en coachen muzikaal talent. Ook zie je dat steeds meer middelbare scholen licenties krijgen om als officiële Conservatorium-vooropleiding te dienen. En wat te denken van Meer Muziek in de Klas in het primair onderwijs, en blazersklassen en leerorkesten?
Veel professionele muziekdocenten starten als ZZP-er een eigen muziekpraktijk waar ze met leerlingen aan de slag gaan. Zelf werk ik ook niet op een muziekschool, maar als freelancer bij diverse muziekverenigingen in de regio. 

Al deze initiatieven samen zorgen voor
een rijk aanbod dat aansluit op de behoeften in onze samenleving. Alleen kan ik me voorstellen dat mensen het overzicht soms kwijtraken. 

Interdisciplinair
Er zijn dus meer wegen die naar Rome leiden. Dat het Rijk jaren geleden al de gemeentelijke toelages voor muziekscholen inperkte, leidde ertoe dat veel stadsbesturen zochten naar alternatieven.
Zo ontstonden de Centra voor de Kunsten, waar een bredere kunsteducatie centraal staat. Meer de ‘ontmoeting’ tussen verschillende kunstdomeinen, waarvan muziek er één is.

De ‘oude’ muziekschool zet muziek een beetje op een eiland, en daar hoort het in de huidige samenleving zeer zeker niet. De verbinding tussen de verschillende kunstdisciplines is juist zo waardevol en belangrijk.

Toegankelijk
Wat mij betreft moet het muziekonderwijs zich niet als eerste bezighouden met de ontwikkeling van (top)talent, maar veel meer op een breed bereik. Muziekeducatie moet voor iedereen toegankelijk zijn. Juist de genoemde initiatieven in het veld (en het muziekonderwijs op school, waar veel gemeentelijk geld dat oorspronkelijk was bedoeld voor de muziekscholen nu heen gaat) zorgen daar ook voor. En dat is wat mij betreft ook goed: de effecten van muziekonderwijs op het jonge brein zijn zo groot en belangrijk, dat wil je alle kinderen in Nederland meegeven. 

Veel muziekonderwijs is via programma’s als ‘Meer muziek in de klas’ verschoven van muziek- naar basisschool. Sommige Centra voor de Kunsten zetten hun docenten structureel in om naar basisscholen te gaan. Hun aanbod sluit aan bij de behoefte en de belevingswereld van het kind, dat dan haast vanzelf naar een meegebracht instrument grijpt.

Uitlaatklep
Toch moet ook de Rijksoverheid zich nog even achter de oren krabben vind ik, want kunst kun je niet puur zakelijk benaderen.
Want naast alle bewezen positieve invloeden van muziek op het brein moeten we als maatschappij vooral inzien dat kunst een uitlaatklep is, een middel om jezelf te uiten. Maar ook een manier om bruggen te slaan tussen verschillende groepen en culturen. Gezien deze waarde zou de Rijksoverheid per inwoner een bedrag kunnen reserveren. Niet alleen voor het muziekonderwijs, maar voor alle kunstdisciplines. Kunst draagt simpelweg bij aan ons welzijn en is alleen daarom al cruciaal.

De schoonheid van toonladders!

Het is dagelijkse kost voor menig musicus: toonladders spelen. Het is de warming up: de vingers worden gestrekt, de spieren wakker geschud en de geest in startpositie gebracht voor nieuwe muzikale reizen. Het is tegelijk ook een check-up voor de techniek: is de plaatsing in orde, is elke toon juist getroffen en vol van klank, zit er geen hapering in de gang naar boven en de afdaling naar beneden?

Toonladders: de meeste beroepsmusici zullen ze spelen zonder acht te slaan op de schoonheid en gebruiken ze dagelijks puur functioneel. Veel amateurs vinden toonladders maar vervelend en weten niet goed waarom ze eigenlijk die vervelende dingen moeten oefenen. Daarover heb ik eerder al een blog geschreven.
Maar toonladders kunnen ook heel mooi zijn, en daarover schrijf ik vandaag!

Wat is een toonladder?

Maar eerst de theorie. Want wat is een toonladder eigenlijk ook alweer?

Een toonladder is eigenlijk niets meer dan een opeenvolging van noten in een bepaalde vaste volgorde. In de westerse muziek zijn het rijtjes van zeven noten. Denk aan de lessen in The Sound of Music waarin Maria de kinderen Von Trapp de namen van noten in een toonladder leert met ezelsbruggetjes:

Doe, a deer, a female deer
Ray, a drop of golden sun
Me, a name I call myself
Far, a long, long way to run
Sew, a needle pulling thread
La, a note to follow Sew
Tea, a drink with jam and bread
That will bring us back to Do (oh-oh-oh)

Do-re-mi-fa-so-la-ti-do!

De meeste klassiek geschoolde musici studeren twee soorten toonladders. De majeur toonladder en de mineur toonladder.

Wat is majeur en wat is mineur?

Zoals zo vaak, loopt de theorie mijlenver achter op de praktijk. En de praktijk van toonladders laat zich moeilijk in theorie vangen. Al sinds de mensheid probeert om muziek in woorden te vangen, in een theoretisch kader te plaatsen, lezen we over rijtjes van opeenvolgende tonen. De oude Grieken hadden al een ingewikkeld systeem van tetrachorden (rijtjes van vier tonen) die weer aan elkaar gekoppeld konden worden.

Lang verhaal kort: in de middeleeuwen transformeerde men het Griekse systeem tot een systeem van de zogenaamde kerktoonladders (oftewel modi, enkelvoud: modus). De namen van die verschillende modi waren afgeleid van hun Griekse voorgangers uit de Oudheid. Bovendien kregen deze modi elk ook een karaktereigenschap mee, van blijmoedig tot droevig, van mystiek tot harmonieus. Deze karakters werden bepaald door verschillen in de onderlinge toonafstanden binnen de toonreeksen van de modi. Dus niet elke toonafstand in elke modus was gelijk.    

Tot aan de barok waren deze modi in gebruik. In muziek van voor de barok zijn in de door de componisten gebruikte melodieën vaak karaktervolle elementen aan te wijzen die zijn terug te voeren op specifieke modi. Maar tijdens de barok verandert er iets in de wijze van componeren, en dat had ingrijpende gevolgen.

Van lineair naar verticaal

In plaats van lineair te denken (dus in melodieën met tegenmelodieën, waarbij elke stem in principe even belangrijk is), gaat men veel meer verticaal denken. De opeenvolging van bepaalde samenklanken wordt belangrijker. Bovendien en gelijktijdig krijgt men de voorkeur voor twee kerkmodi, te weten de ionische (onze majeur) modus en de aeolische (onze mineur) modus. Hun klankbeeld is bepalend geweest voor de westerse muziekgeschiedenis. Dit zijn de twee toonladders waaruit het merendeel van de klassieke muziek is opgebouwd.

De derde toon

Het grootste verschil tussen een majeur en een mineurtoonladder is de derde toon van de toonladder. Deze is bij een mineurtoonladder lager dan bij een majeurtoonladder (een kleine terts in plaats van een grote terts).

De basis van majeur- en mineurtoonladders is zoals aangegeven vanaf de barok zeer bepalend geweest voor de ontwikkeling van de westerse muziekgeschiedenis. Richting het einde van de negentiende eeuw werden de mogelijkheden binnen dit systeem van toonladders echter steeds verder opgerekt. Vroeg in de twintigste eeuw namen een aantal componisten, waaronder Arnold Schönberg en Anton Webern daarop een radicaal besluit. Daarover zal ik later nog een keer vertellen.

Toonladderfiguren

Vanaf de barok zijn in de muziek dus veel toonladderfragmenten te horen. Ook veelvoorkomende muzikale frases vanaf deze periode zijn drieklanken. Bij een drieklank vliegt men hink-stap-sprongsgewijs door de toonladder heen, waarbij men alleen de belangrijkste tonen aanraakt.

Hopelijk heb je door het lezen van dit blog wat meer geleerd over toonladders en ga je ook hun schoonheid ontdekken en ze niet meer alleen zien als een noodzakelijk kwaad.

Muziek is eigenlijk een soort wiskunde..

Eerder schreef ik hier over contrapunt, waarbij twee melodielijnen gelijktijdig worden gespeeld. De componisten uit die tijd hadden meteen door welke samenklanken samen mooi waren en welke iets minder. Maar waarom was nou die samenklank van een kwint wél mooi en die van een seconde juist niet? Wie heeft dat dan bedacht? Ik neem jullie mee naar het gedachtegoed van de Oude Grieken! 

Pythagoras

Volgens de legenden hoorde Pythagoras – de beroemde filosoof en wiskundige uit de zesde eeuw voor Christus – toen hij langs een smidse liep, hoe de verschillende hamers ook verschillende klanken op het aambeeld voortbrachten. Het bracht hem op een idee hier iets mee te doen, want het frustreerde hem behoorlijk dat de mens wel een passer en liniaal had uitgevonden om zichtbare zaken op te meten en een weegschaal om voorwerpen te wegen, maar dat er nog geen methode was om klanken in ‘meetbare eenheden’ te noteren.

Pythagoras
(Romeinse kopie naar een Grieks origineel, Musei Capitolini)

Zijn experimenten leidde tot de ontwikkeling van een ‘monochord’, een eensnarig instrument waarvan Pythagoras de kam heen en weer kon schuiven om de snaar korter of langer te maken. En met dit instrument deed Pythagoras zijn beroemde ontdekkingen over de relatie van de lengte van de snaar en de toonhoogte, misschien wel hét basisbeginsel van de muziektheorie.

Werd de snaar met de helft bekort, dan klonk de toon een octaaf hoger. Wiskundig kun je dit uitdrukken met de getalsverhouding 1:2. En met andere eenvoudige verhoudingen van de getallen vond Pythagoras ook het interval kwint (2:3) en kwart (3:4). Klinkt misschien ingewikkeld maar de uitdrukkingMuziek is geometrie’ is dan ook van Pythagoras.

Een snaar in beweging geeft een bepaalde toon.
De snaar wordt met de helft bekort: de toon klinkt een octaaf hoger.

Harmonie der sferen

Pythagoras constateerde echter nog iets anders: wanneer hij tokkelde op een snaar, zag hij deze trillen én hij hoorde een geluid. Ergo conclusio: beweging is geluid en geluid is beweging. Aangezien de planeten bewegen, maken zij dus geluid. En omdat de Oude Grieken van mening waren de omlooptijden van de planeten gelijk was aan verhoudingen die Pythagoras voor het octaaf, kwint en kwart had gevonden, waren deze intervallen ook in de zogenaamde macrokosmos (de wereld buiten de aarde) te horen. Men sprak in dat verband over ‘harmonie der sferen’.

“De harmonische natuur van muziek reflecteert de harmonie van de schepping” (Pythagoras)

Juist deze gedachtegang pikte men in de middeleeuwen weer op en verbond het aan een christelijk wereldbeeld. Ook in de middeleeuwen sprak men over een macrokosmos (dus daar waar God en de engelen wonen) en een microkosmos (daar waar de mens leeft).

In de macrokosmos is wat God geschapen heeft, intact gebleven. In de microkosmos, op aarde dus, is na de zondeval zoals die in Genesis 3 wordt beschreven, de goede orde verloren gegaan.

De goede orde was volgens de middeleeuwers gebaseerd op bepaalde, goede getalsverhoudingen. Want immers, zo staat in Wijsheid van Salomo 11:21 (inmiddels een apocrief Bijbelboek), God heeft alles in maat, getal en gewicht geordend. En in 1 Korintiërs 14:33 staat dat “God niet een God van wanorde is, maar orde”. Die goede orde is in de macrokosmos dus nog aanwezig.


Goddelijke orde in muziek

Als de mens in de microkosmos zich zou richten op de getalsverhoudingen die in de macrokosmos dus nog bestaan – en dat zijn dan de getalsverhoudingen waar Pythagoras het al over had – dan zou men zicht krijgen op de orde die God ook voor de microkosmos geschapen had.

Omdat deze getalsverhoudingen in de muziek hoorbaar zijn – namelijk als de intervallen octaaf, kwint, kwart, terts etc – kan de mens door middel van muziek de goddelijke orde weer beleven. De mens kan dan terugkeren bij de schoonheid en harmonie van de ongerepte schepping.

En zo kregen de intervallen octaaf, kwint, kwart en terts de intervallen het predicaat consonant (aangenaam klinkend). Andere intervallen, zoals de secunde en de septiem kregen het predicaat dissonant en diende men te vermijden. Althans, geen nadruk op te leggen. Het waren dan ook consonante intervallen waarop de eerste meerstemmige muziek is gebaseerd.

Maar muziek met alleen consonante intervallen zou toch wel een saai beeld opleveren. Dus de volgende keer schrijf ik over wat meer spannende klanken!


Zelf transponeren in 3 stappen!

In dit artikel leg ik je uit hoe je muziek transponeert. Ofwel, hoe je muzieknoten in bladmuziek één of meer halve tonen hoger of lager zet. Dit kun je doen met een computerprogramma, maar het is ook leerzaam om het helemaal zelf, in 3 stappen, met de hand te kunnen. Is dat simpel? In het begin niet, maar als je rustig alle stappen volgt, dan gaat het je zeker lukken! 


    WAAROM BLADMUZIEK TRANSPONEREN?

    Zomaar een paar redenen waarom je bladmuziek zou willen transponeren:

    • Stemming: sommige muziekinstrumenten zijn anders gestemd, zoals een trompet of een klarinet; deze zijn in B♭ gestemd. Dit betekent: wanneer een klarinettist een C in de bladmuziek ziet staan en deze speelt, dan klinkt de C als een B♭, een hele toon te laag dus. Dit geldt ook voor alle andere noten. In bladmuziek voor bijvoorbeeld een orkest is hier al rekening mee gehouden en wordt de klarinetpartij opzettelijk een hele toon te hoog genoteerd. Maar stel dat je een partij wilt spelen die eigenlijk voor, laten we zeggen, sopraanblokfluit bedoeld is (die is in C gestemd), dan zul je de partij zelf een hele toon hoger moeten zetten.
    • Bereik: om je aan te passen aan het bereik van bijvoorbeeld een zanger. Dus stel dat je een zanger begeleidt op piano, maar dat de zanger de hoogste noten niet kan halen, dan moet je het misschien één of enkele tonen lager spelen.
    • Lastige toonsoort: als de muziek in een lastige toonsoort staat. Over het algemeen vormen toonsoorten met veel kruizen of mollen de grootste uitdaging voor de muzikant. Dit kan echter ook verschillen per instrument. Op een gitaar is E majeur of E mineur een voor de hand liggende toonsoort vanwege de makkelijke grepen, terwijl op de piano de toonsoort C majeur weer het meest comfortabel speelt.

    MUZIEK TRANSPONEREN MET SOFTWARE

    De makkelijkste manier om bladmuziek te transponeren, is met notatiesoftware. Ik gebruik bijvoorbeeld zelf Finale, maar je kunt ook kiezen voor Sibelius of zelfs voor MuseScore, een gratis programma!
    Hoe het transponeren binnen deze softwarepakketten werkt, is een kwestie van de betreffende handleiding raadplegen! In elk geval kun je ervoor kiezen om de noten eerst handmatig in te voeren, om vervolgens te kiezen voor het aantal tonen dat de muziek omhoog of omlaag moet. Sommige software heeft ook een scan-functie. Je kunt dan bladmuziek inscannen en importeren, om die vervolgens te transponeren. Je moet daarbij wel altijd goed opletten of de muziek goed wordt overgenomen van het origineel!


    MUZIEK MET DE HAND TRANSPONEREN

    Het transponeren met de hand kun je op muziekpapier doen of in notatiesoftware. Dat laatste is eigenlijk niet nodig natuurlijk, omdat de software het automatisch kan doen voor je. Het handmatige proces bestaat uit drie stappen en vergt wel de nodige aandacht. In het begin is het in elk geval een kwestie van nauwkeurig onderstaande stappen volgen en niet te veel nadenken over waarom dit nu allemaal zo in elkaar zit. Het begrip komt vanzelf.

    WAAROM MET DE HAND?

    Soms is het gebruik van automatische transpositie door notatiesoftware, om wat voor reden dan ook, geen optie.
    Maar het allerallerbelangrijkst is dat handmatig transponeren superleerzaam is! Je krijgt langzaamaan een beter begrip van hoe toonladders en toonsoorten in elkaar zitten. En als je een beetje houdt van puzzelen, vind je het na verloop van tijd misschien nog wel leuk ook.

    Muziek transponeren - Doe het zelf in 3 stappen

    STAP Ⅰ: VOORTEKENS AANPASSEN

    1. Hoeveel tonen hoger/lager moet de muziek worden? Voorbeeld: je wilt 1 hele toon hoger (= dus 2 halve tonen).
    2. Kijk naar het aantal voortekens dat helemaal aan het begin van jouw muziekstuk staat, in de kantlijn. Voorbeeld: het stuk heeft 2 kruizen.
    3. Zoek de twee kruizen op in de toonsoorten-afbeelding hierboven en ga het benodigde aantal stappen (= het aantal halve tonen) naar boven of naar beneden. Voorbeeld: we willen de muziek met twee halve tonen verhogen, dus we gaan twee stappen met de klok mee in de cirkel. Je ziet dat we daarmee van twee naar vier kruizen gaan.
    4. Nog een voorbeeld: stel, je moet een kwart omhoog en laten we zeggen dat je een muziekstuk hebt zonder voortekens. Een kwart is 5 halve tonen. Als je 5 stappen omhoog gaat vanaf ‘geen voortekens’ kom je uit op één mol. Je getransponeerde stuk krijgt dus één mol in de kantlijn.

    STAP Ⅱ: NOTEN VERSCHUIVEN OP DE NOTENBALK

    1. Je ziet dat de twaalf toonsoorten in de toonsoorten-afbeelding verdeeld zijn in zeven blokken (je herkent ze aan de grijze lijnen).
    2. Tel het aantal blokken dat je omhoog of omlaag gegaan bent. Voorbeeld: we gingen van twee naar vier kruizen. Je ziet in de cirkel bovenaan dat we één blok omhoog gegaan zijn. 
    3. Eén blok omhoog betekent: alle noten in je muziekstuk moeten één positie omhoog in de notenbalk. Eén positie omhoog =  als de noot tussen de lijntjes staat, zet je hem óp de lijn erboven. Of als de noot óp de lijn staat, zet je hem ertussen.
    4. Nog een voorbeeld: je gaat van ‘geen voortekens’ naar één mol. Dat is drie blokken omhoog, dus ook drie posities omhoog op de notenbalk.
    5. En nog een laatste voorbeeld. Stel dat je van drie kruizen omlaag gaat naar vier mollen. Die staan in hetzelfde blok, dus dan hoef je niets te doen met de positie van de noten! Wel moet je straks misschien nog correcties doen (zie Stap Ⅲ).


    STAP Ⅲ: TOEVALLIGE VOORTEKENS TOEVOEGEN

    Let op: vanaf nu mag je de noten niet meer omhoog of omlaag schuiven. Met andere woorden: de letter mag niet meer veranderen! Je mag alleen nog maar werken met kruisen, mollen, herstellingstekens, dubbelkruisen en dubbelmollen.

    Goed, kijk of er toevallige voortekens in je muziek staan. Zo ja, dan moet je hier iets mee doen. Maar wat? Simpelweg kopiëren kan niet, want dan zullen er vaak fouten ontstaan. Stel je zelf altijd de vraag: wat wil de componist duidelijk maken met dit toevallige voorteken?

    Voorbeeld 

    Muziek transponeren - Doe het zelf in 3 stappen

    Wat wil de componist in bovenstaand muziekstuk aan de linkerkant zeggen? Hij zegt: je verwacht hier een C, maar je moet deze een halve toon hoger spelen: een C♯. In de getransponeerde muziek, rechts, moeten we éigenlijk een D♭ spelen volgens de voortekens in de kantlijn, maar die moet dus een halve toon hoger worden. Ga je vanaf de D♭ een halve toon omhoog, dan kom je uit op de D. Je moet dus een herstellingsteken plaatsen.

    Zo moet je steeds goed nadenken bij het transponeren. In het begin zul je hier waarschijnlijk best wel moeite mee hebben. Blijf steeds rustig de stappen volgen en denk goed na, dan zul je merken dat het je steeds beter afgaat!

    Succes!

    5 reden waarom muziekanalyse zo belangrijk is




    Gek genoeg is niet iedere muzikant of muziekliefhebber fan van muziekanalyse. Hoe dan?




    “Allemaal veel té theoretisch die muziekanalyse. Té droog, saai. Je zou muziek moeten voelen, niet doordenken.” Of iets in die trant.

    Zoals E. B. Whites over humor zegt: “Explaining a joke is like dissecting a frog. You understand it better but the frog dies in the process.”

    Als muzikant begrijp ik dat absoluut niet.

    Ik kan zoveel redenen noemen waarom je de muziek moet analyseren, en daarvan ga ik er vandaag 5 met je delen!



    1. Muziekanalyse is goed voor het onthouden van muziek




    Je onthoudt het stuk beter. Vooral doordat je veel willekeurige noten van een kapstok voorziet. Dat heet chunking.
    ‘Uit het hoofd spelen’ wordt ook makkelijker. Dat alleen is al reden genoeg voor de noodzaak van muziekanalyse.

    Want vergis je niet: door muziek uit het hoofd te spelen heb je aandacht voor belangrijkere dingen. Het overbrengen van je boodschap bijvoorbeeld.

    Je hoeft daarnaast geen blaadjes meer om te slaan. En je vermindert ook nog eens podiumstress.

    Win-win!





    2. Muziekanalyse is handig om je fouten te kunnen corrigeren




    Ken je de onderliggende structuur van een stuk? Dan kan je veel makkelijker improviseren wanneer iets fout gaat.

    Je weet dan iets over de toonsoort, de toonladder die daarbij hoort, de akkoorden en melodische wendingen van het stuk. Iets soortgelijks als het oorspronkelijke stuk improviseren wordt een eitje. En het publiek heeft het vaak niet eens door. Zelfs bij klassieke muziekstukken die ze al honderden keren hebben gehoord! Handig toch?




    3. Muziekanalyse geeft je een beter begrip van de componist en het stuk



    Ikzelf ben dus echt dol op muziekanalyse. Waarom?

    Je komt zo weer ietsjes dichter in de buurt van de voeten van de grote meesters. Je ontdekt de grotere samenhang tussen alle losse delen van het stuk. Hoe de puzzelstukjes in elkaar passen. Je begrijpt het stuk op een niveau zoals de componist dat misschien deed.

    Je kruipt in de huid van de componist. Zoals acteurs dat doen met method acting. Die leven zichzelf helemaal in. Ze kijken, denken en spreken als het personage. Of zoals imitatoren anderen imiteren. Dat vereist in hun werk een grondig analyse van menselijk denken en gedrag.

    Zo ook in de muziek.

    Muzikaal inzicht in de componist

    Muziekanalyse geeft je een dieper inzicht in de componist. Bijvoorbeeld in zijn of haar muziekstijl. Manier van schrijven. Van verwerken. Van emoties overbrengen. 

    Neem klassieke muziekanalyse.

    Na een analyse begrijp je de pianosonates of symfonieën van Mozart, Beethoven of Rachmaninov zoals deze componisten dat zelf bij hun stukken deden. Alsof jij zelf het stuk hebt geschreven. Je ontdekt hun ‘taal’. Hun muzikale grapjes. Hun frustraties.

    Vergelijk hun werk met de minder bekende tijdgenoten en je begrijpt direct waarom hun ideeën zo revolutionair waren. Waarom het label ‘geniaal’ terecht is. Je krijgt een inkijk in hoe de grootmeesters denken en te werk gaan.

    Hoe fascinerend is dat?

    En wie weet, soms zie je meer structuren dan de componisten zelf in hun eigen werk zien. Muzikanten componeren namelijk ook op basis van hun intuïtie. Ze zijn zich niet altijd bewust van elk onderliggend patroon in hun eigen muziek.

    Een weloverwogen interpretatie van muziekstukken

    En bovenal: een zorgvuldige muziekanalyse van een klassiek stuk is nodig voor een weloverwogen en gebalanceerde interpretatie. Een interpretatie gebaseerd op kennis. Én die de bedoeling van de componist (naast die van jezelf) probeert te respecteren.

    Hoe kan je anders in de buurt komen van hoe de componist zijn stuk heeft bedoeld? Als je geen idee hebt van waar frases (muzikale zinnen) beginnen en eindigen. Als je niet weet wat een mazurka, fuga of sonate is. Als je niet weet waar de toonsoort verandert en waar de climax zit.

    “I’m irritated by artists who believe themselves to be more important than the work or at least than the composer.”

    – Arnold Schönberg

    Muziekinterpretatie en analyse bieden uiteraard geen 100% zekerheid

    Uiteraard biedt een muziekinterpretatie en muziekanalyse een ‘benadering’ van de componist. Van wat de componist ‘zou bedoelen’. Onfeilbare zekerheden kent de muziekinterpretatie niet echt.

    Zoals de beroemde fluitist en barok-specialist Barthold Kuijken in het voorwoord van zijn boek ‘The Notation is Not the Music’ (2013) schrijft:

    “I have always considered my research to be “artistic research” even before this expression was coined. This kind of research is essentially both subjective and creative. Indeed, the artist as researcher does not stand beside or outside his topic, but is himself part of the researched topic—it is research in, not about, art. The results of this research are not aimed at being scientific; they can be art just as well. Per definition, artistic research is never definitive nor complete. It cannot be exactly repeated and does not strive to prove something. It is never a goal in itself but leads to deeper understanding and thus, hopefully, to better performance or creation.”

    Daarom is kennis en onderzoek belangrijk. Zelfs onmisbaar. Want door gedegen kennis kan je de kloof tussen jou en de componist op zijn minst kleiner maken.

    En Beethovens voeten of de schoenen van J. S Bach aanraken is al heel wat!



    4. Muziekanalyse brengt een muziekstuk tot leven




    Sommigen zien een notenstuk van Beethoven als een papiertje met mooie maar willekeurige noten erop.

    Zonde!

    Een muziekstuk is immers een verhaal dat een componist jou wil vertellen. Een werk van Beethoven is zijn testament aan jou. Door zijn stukken te begrijpen ben je als het ware in ‘gesprek’ met Beethoven zelf!

    Je begrijpt het verhaal van het stuk. Je doorleeft het stuk. Je ziet de grotere verbanden. De diepere boodschappen die je bij een eerste keer luisteren grotendeels ontgaat.

    Een muziekstuk gaat veel meer betekenis krijgen. De muziek gaat voor je ‘leven’ op een manier zoals dat voorheen niet het geval was. En dát is een heerlijke ervaring.



    5. Muziekanalyse geeft je inzicht in hoe muziek ‘werkt’



    Als je vaak genoeg stukken hebt geanalyseerd krijg je ook een intuïtief inzicht in of kennis van wat wel en niet binnen een bepaald genre werkt. Hoe bepaalde muzieknoten en patronen bepaalde emoties oproepen.

    Filmmuziek-componisten weten dat als geen ander

    Filmmuziek-componisten weten precies met welke combinatie van strijkers, pianotonen en akkoorden ze het emotionele effect van een dramatische scène kunnen versterken. Hoe ze de juiste snaar kunnen raken. Dat is waarom bv de muziek van John Williams altijd zo goed klopt bij de film.

    Een ruime analyse-ervaring helpt je ook bij het schrijven van je eigen stukken. Je leert immers de tools van de grootmeesters. Tools om een boodschap succesvol over te brengen aan het publiek.



    Conclusie: Muziekanalyse is belangrijk, maar er is meer
    Je moet ook kennis hebben van de historische periode waarin componisten leven. Van de tijdgeest. Een componist of muzikant is altijd deels een product van zijn of haar tijd.

    Dus wat waren de heersende idealen, normen en waarden? Hoe gaan de componisten hier wel of niet tegen in? Aan wie dragen ze hun stuk op? Voor welk publiek schrijven ze? En met welk doel? In welke setting spelen ze hun stuk: in een kerk met veel galm of een huiskamer? Wat was het niveau van de muzikanten die het stuk moesten uitvoeren? Hoe beïnvloedt dat wat de componist wel en niet schrijft? Hoeveel versies van zijn muziekstuk heeft de componist ons overgeleverd? En welke versie is voor jou leidend?

    En op wat voor instrumenten schreven zij hun muziek? Het maakt immers wat uit als je een klavecimbel-stuk op onze moderne piano gaat spelen.

    Maar ook: wie waren hun influencers? Een componist of muzikant is ook altijd deels een product van zijn of haar voorgangers.


    Dit is contrapunt

    Elke muziekliefhebber heeft wel eens in een programmaboekje zitten lezen waarin de ene na de andere technische term je om de oren vliegt. En da's allemaal leuk en aardig, maar wat zeggen al die termen nu eigenlijk? In deze serie over muziektheorie probeer ik je de komende weken mee te nemen in de muziektheorie. Vandaag begin ik met het begrip contrapunt. 

    Eigenlijk is het heel simpel: contrapunt betekent niet meer dan ‘noot tegen noot’ spelen. Maar daarmee zijn we er natuurlijk niet. En deze serie over muziektheorie begint niet voor niets met contrapunt. Met het ontstaan van contrapunt staan we ook bij de geboorte van de westerse klassieke muziek.

    Oorsprong in de kerk

    Daarvoor moeten we terug naar de middeleeuwen. De kerk had zich ontwikkeld tot een instituut van belang, de diensten waren rijkelijk voorzien van muziek. De teksten van de liederen waren opgenomen in grote koorboeken, waarbij de melodielijn langzamerhand steeds exacter werd genoteerd. Meestentijds zong men deze kerkliederen eenstemmig maar op belangrijke dagen voorzag men in de behoefte aan grandeur door meerstemmig te zingen. Dat wil zeggen, men zong de melodie tegelijk op twee verschillende toonhoogten in de in onze oren welluidende samenklank (interval) van octaaf of kwint. Een soort synchroonzwemmen dus op exact gelijkblijvende afstand.

    Melodie tegen melodie

    Eeuwenlang was dit de gangbare praktijk totdat iemand bedacht dat je – om de muziek nog meer luister bij te zetten – niet steeds synchroon zou hoeven zingen, maar ook zou kunnen variëren in het zingen van de welluidende intervallen octaaf en kwint. En zo ontstond uiteindelijk het idee om tegen de originele melodie een andere melodie te leggen. Maar, zo bepaalde men van meet af aan, de tonen van die melodie mochten niet zomaar gekozen worden. Deze noten dienden wel te passen bij de tonen van de originele melodie. En daar had men in eerste instantie bijzonder strenge ideeën over.
    Een octaaf was een volkomen consonant interval, een kwint mooi consonant en een terts mocht ook nog wel maar secunde of septiem waren dissonante samenklanken en een overmatige kwart, o gruwel, was het ergste wat je kon verzinnen. Dat interval werd ook wel de duivel in de muziek genaamd. En al lette men op de samenklanken, men dacht toch in de eerste plaats aan de melodielijnen, men dacht dus horizontaal.

    Een westers geluid

    En zo kreeg de westerse muziek haar eigen specifieke geluid, gericht op samenklanken. De heren Perotinus en Leoninus, monniken uit de twaalfde en dertiende eeuw en verbonden aan de Notre-Dame in Parijs, wordt de eer toegezwaaid dit te hebben uitgevonden. Daar kan men vraagtekens bij zetten. Er bestond waarschijnlijk al veel langer een praktijk van improvisatie gebruikmakend van geschikte samenklanken op een bestaande melodieën. Wat nieuw was in de tijd van Leoninus en Perotinus, was dat men grote stappen maakte in muzieknotatie waardoor men beter dan ooit de melodie met ritme kon vastleggen. En waarom zou men zich beperken tot slechts een extra melodielijn? Waarom niet twee of drie extra melodielijnen boven het origineel? Het begrip compositie was en passant en parallel aan de ontwikkeling van het contrapunt geboren.

    Door de strenge regels van samenklanken was er niet heel veel variatie mogelijk. Je zou het bijna de minimal music van de middeleeuwen kunnen noemen.

    Oprekken van de mogelijkheden

    In de renaissance begon men de mogelijkheden van samenklanken flink op te rekken. Er zijn vele duizenden missen voor meerstemmige bezetting geschreven. En altijd volgens het principe dat een bepaalde melodie het uitgangspunt vormde waartegen dan andere melodieën werden geplaatst. Deze basismelodieën waren vaak oude kerkliederen maar in de loop van de renaissance was dat geen vanzelfsprekendheid meer. Straatliedjes kregen evengoed hun plaats.

    Hoe het ook zij, straatliedjes in de kerk of niet – natuurlijk werd daar bij tijd en wijle flink tegen geageerd –  de manier van componeren bleef al die eeuwen gelijk. Men dacht horizontaal in melodielijnen. En dat is iets heel anders dan de tweede belangrijke ontwikkeling in de westerse muziekgeschiedenis, de ontwikkeling van de harmonie (waarover in een later blog meer), een manier van componeren waarbij men in de eerste plaats verticaal, in akkoorden, denkt en pas in tweede plaats horizontaal.

    De meester van het contrapunt

    De grootste componist van het contrapunt moet dan nog geboren worden: Johann Sebastian Bach. Tegen de tijd dat Bach zijn potlood ter hand nam, waren de regels voor contrapunt behoorlijk opgerekt en hadden componisten in renaissance bovendien allerlei technieken ontwikkeld om contrapunt te schrijven. De belangrijkste is wel samen te vatten als “imitatief contrapunt”. De ene stem imiteert de melodie van de andere stem. Het wonderlijke is dat componisten aan de haal waren gegaan met het begrip “imiteren” en varieerden. De melodie werd in tegengestelde beweging gespeeld, of gespiegeld, in langere notenwaarden of juist kortere notenwaarden, of een combinatie van deze mogelijkheden. Dit alles met inbegrip van de regels over wanneer welke samenklanken mogen klinken. Bach schiep er genoegen in juist van deze puzzels muziek te maken die ontroert.

    Zo gebruik je de kwintencirkel!

    WAT IS DE KWINTENCIRKEL?

    De kwintencirkel is een hulpmiddel om de relaties tussen de twaalf tonen van de chromatische toonladder op een visuele manier te laten zien. Al eeuwenlang doen muzikanten hier regelmatig een beroep op. De cirkel bestaat uit een opeenvolging van vijfdes of ‘fifths’. In de klassieke muziekleer noemen we dat een kwint. Voorbeeld: wanneer ik de toon C speel, zal de ‘kwint’ (in het Engels de ‘fifth’) de toon G zijn. De kwint van G is dan weer de toon D enzoverder. Hieronder is een afbeelding van het muzikaal alfabet in C majeur. Ik vervang de letters door cijfers, waardoor ik sneller de kwint kan terugvinden.

    De kwintencirkel - De ideale tool voor elke muzikant

    WAAR GEBRUIK JE DE KWINTENCIRKEL VOOR?

    Door deze opvolging van kwinten laat de cirkel zien hoe alle toonsoorten met elkaar in verband staan. Ik gebruik de cirkel dan ook voor veel verschillende toepassingen.  Voor veel blazers is de kwintencirkel een ver van hun bed show, maar vandaag ga ik uitleggen dat het een heel handige tool is voor iedere muzikant. 

    # ZIE IN ÉÉN OOGOPSLAG WELKE MAJEUR EN MINEUR TOONLADDERS BIJ ELKAAR HOREN

    Wat meteen opvalt aan de kwintencirkel is dat er twee cirkels zijn, één voor majeur en één voor mineur. De buitenste cirkel is de majeur cirkel, in hoofdletters, de binnencirkel, in kleine letters, is mineur (de mineur ladder die we gebruiken in dit artikel wordt ook wel de ‘relatieve’ of ‘natuurlijke’ mineur toonladder genoemd). Dit laat me telkens toe om snel af te lezen welke families in mineur dezelfde tonen hebben als deze in majeur. De familie van C majeur en A mineur (of ‘a’) staan bij elkaar, wat betekent dat ze dezelfde tonen hebben. Net zoals de familie van G majeur alle tonen deelt met de familie van E mineur (‘e’) enzovoort. Welke tonen dat zijn, leg ik hieronder uit.

    De kwintencirkel - De ideale tool voor elke muzikant

    # VIND SUPERSNEL DE TONEN VAN EEN MAJEUR OF MINEUR TOONLADDER

    Misschien wel een van de belangrijkste functies van de kwintencirkel is dat je alle tonen van een majeur of mineur toonladder kunt vinden via de cirkel.

    MAJEUR-TONEN

    Belangrijk is om te bepalen wat de ‘grondtoon’ zal zijn, bijvoorbeeld C. Wanneer ik alle tonen binnen een bepaalde familie wil vinden, ga ik altijd eerst één stap naar links in de cirkel. In het geval van C is dat de F. Vanaf daar kunnen we nu, naar rechts, de zeven tonen van de majeur-toonladder aflezen. Hieronder zie je drie voorbeelden:

    • Voor C majeur (zwarte lijn) komen we terecht bij de tonen: F, C, G, D, A, E, B
    • Voor F majeur (oranje lijn) komen we terecht bij de tonen: B♭, F, C, G, D, A, E
    • Voor B♭ majeur (blauwe lijn) komen we terecht bij de tonen: E♭, B♭, F, C, G, D, A

    De kwintencirkel - De ideale tool voor elke muzikant

    MINEUR-TONEN

    Nu ik dit heb gedaan, weet ik ook meteen de tonen voor de mineur-families A, D en G mineur. In de eerste cirkel van ons artikel zie ik dat A mineur dezelfde tonen gebruikt als C majeur, D mineur dezelfde als F majeur en G mineur dezelfde als B♭ majeur.

    EN NOG EEN HANDIGE TOEPASSING VAN DE KWINTENCIRKEL

    # ONTDEK HOEVEEL KRUISEN OF MOLLEN JE NODIG HEBT

    De kwintencirkel gebruik ik voor deze toepassing op twee manieren. Ten eerste kan ik meteen aflezen hoeveel kruisen en mollen er zich binnen de familie bevinden. Ten tweede vertelt de cirkel wélke tonen binnen de familie een kruis of mol hebben. Het werkt zo:

    • Voor het aflezen van kruisen vertrek ik vanuit de positie van 12 uur. Op die positie vind ik C majeur. De reden hiervoor is dat binnen de familie van C majeur (en A mineur) geen enkele kruis of mol zit. Wanneer ik naar rechts schuif komt er telkens een kruis bij. Zo weet ik dat de familie van G majeur één kruis heeft, de familie van D majeur twee, A majeur drie, enzovoort.
    • Voor mollen gebruik ik dezelfde methode, maar… daarvoor ga ik naar links. De familie van F majeur heeft één mol, die van B♭ heeft twee mollen…
    • Wanneer ik wil weten wélke tonen (en bijbehorende akkoorden) een mol of kruis hebben kan ik dit eenvoudig terugvinden op de cirkel. Voor de kruisen begin ik altijd bij F en ga ik naar rechts. Elke familie die één of meer kruisen heeft, heeft dus altijd minimaal de F#. Om de mollen te bepalen begin ik bij B♭ en ga ik naar links. Elke familie die één of meer mollen heeft, heeft dus altijd minimaal de B♭.

    Voorbeeld: als ik een nummer schrijf in A majeur, weet ik door de cirkel dat:

    • …deze familie drie kruisen heeft (want drie stappen naar rechts vanaf C).
    • …dat deze kruisen F#, C# en G# zijn. Want ik begin, zoals gezegd, altijd op de F en ga vanaf daar naar rechts. In dit geval tot ik drie letters heb (F, C, G).
    • Voor de familie van E majeur zou er één extra kruis bijkomen. Ik krijg dan F#, C#, G# en D#.

    Nu een voorbeeld met mollen. Wanneer ik een nummer schrijf in Eb, weet ik:

    • …dat er drie mollen schuilen binnen deze familie. Ik ga namelijk drie stappen naar links vanaf C.
    • …dat deze mollen B♭, E♭ en A♭ zijn. Want ik begin bij mollen altijd op Bb en ga dan naar links. In dit geval tot ik drie letters heb (B, E, A).

    De kwintencirkel - De ideale tool voor elke muzikant


    De 3 stappen van op het gehoor muziek uitzoeken

    Een liedje leren met notatie of een lesvideo lijkt op het overtrekken van een plaatje. Je krijgt misschien sneller een mooi resultaat, maar doordat je een paar stappen overslaat, leer je minder. Als je muziek op gehoor uitzoekt, doorloop je namelijk drie stappen:

    STAP 1

    Je luistert zo goed mogelijk en probeert nauwkeurig in je hoofd ‘op te nemen’ wat je hoort. Je traint jezelf om aandachtig te luisteren en alles tot in het kleinste detail goed te horen.

    STAP 2

    Je zoekt uit wat je vingers moeten doen om het geluid in je hoofd uit je instrument te krijgen.

    STAP 3

    Als je eenmaal weet wat je vingers moeten doen, oefen je om het liedje ook goed uit te voeren.

    Als je een liedje niet zelf uitzoekt, sla je de eerste twee stappen over. En dat is jammer, want van die twee stappen kun je juist heel veel leren.

    SCHERPERE OREN

    Stap 1, het aandachtig luisteren naar de muziek geeft je een veel beter beeld van wat er in het nummer gebeurt. Deze stap zorgt ervoor dat je oren scherper worden. Je gaat meer detail in muziek horen. Je kunt bijvoorbeeld van snelle licks steeds beter elke losse noot horen, in plaats van een stroom van noten. Je hoort misschien instrumenten die je eerder niet waren opgevallen, omdat ze verder verstopt zitten in de mix. Ook hebben ongetrainde oren vaak moeite om de bas(gitaar) goed te kunnen horen, maar door zelf muziek uit te zoeken word je daar steeds beter in.

    SPELEN WAT JE HOORT

    In Stap 2 train je jezelf om wat je in je hoofd hoort te vertalen naar je instrument. Dit lijkt misschien iets dat alleen is weggelegd voor natuurtalenten, maar het is gewoon een kwestie van oefenen. Als je een liedje op de radio hoort, kun je de melodie vrij snel meezingen of neuriën. Op de een of andere manier weet je hoe je je stembanden moet manipuleren om (grofweg) de juiste toonhoogtes te produceren. Muziek op gehoor spelen met een muziekinstrument is eigenlijk hetzelfde, behalve dat je in plaats van je stem een instrument gebruikt. Als je net begint, gaat deze vertaalslag langzaam en moet je flink zoeken. Maar naarmate je meer vlieguren maakt, gaat het steeds sneller en voelt het steeds natuurlijker. Kunnen spelen wat je ‘in gedachten’ hoort, geeft je dan ook een enorm gevoel van muzikale vrijheid. Het helpt je bij bijna al je muzikale activiteiten, van songwriting en repeteren tot improviseren en live spelen.

    VERKENNEN WAT JOU UNIEK MAAKT

    Het kost misschien wat meer moeite om muziek op gehoor uit te zoeken, maar de voordelen zijn groot. Je wordt er niet alleen een betere muzikant van, maar je bent ook niet meer afhankelijk van iets of iemand anders als je nieuwe muziek wil verkennen. Van de meest obscure bands, tot intro tunes van series of podcasts of soundtracks van films of games, je kunt je eigen pad bepalen en alle muziek onderzoeken die jou aanspreekt. Kortom, getrainde oren stellen je in staat om je eigen smaak te volgen: datgene wat jou tot een unieke muzikant maakt.

    5 redenen waarom muziekles heel goed is voor hoogbegaafden

    Veel hoogbegaafde kinderen zoeken naar uitdaging; nieuwe dingen om te leren. Je ziet vaak een bijna niet te stillen leer-honger. Voor veel slimme kinderen is het vinden van voldoende uitdaging best heel lastig. Op school kunnen deze leerlingen, ondanks aangepaste lesprogramma’s en verbredingsaanbod soms toch nog onvoldoende uitdaging.

    Daarbij komt dat binnen schoolse vaardigheden de nadruk vaak op het cognitieve deel van het leervlak ligt.

    In mijn muzieklessen probeer ik een balans te vinden tussen cognitieve, motorische en emotionele uitdaging. 

    Muziek biedt uitdaging

    Muziek maken koppelt een stuk cognitieve ontwikkeling (noten leren lezen en omzetten in motorische handelingen) aan fysieke (leren beheersen van elke individuele vinger bij het keyboard, piano en orgel spelen, leren je stem goed te gebruiken tijdens de zanglessen) en emotionele ontwikkeling (noten spelen is iets anders dan muziek maken; daar speelt emotie en beleving overbrengen een belangrijke rol in).

    De combinatie van deze 3 ontwikkelgebieden maakt muziek maken tot een bijna onuitputtelijke bron van uitdaging, zelfs voor hoogbegaafde kinderen! Doordat we diverse methodieken in de praktijk hebben liggen kunnen we snel in moeilijkheidsgraad differentiëren. Zo nodig maken we ons lesmateriaal zelf. Maatwerk noemen wij dat.

    Muziek brengt je dichter bij je emoties

    Lekker veilig in je cognitieve brein. Ver weg bij je emoties. Voor u/jou herkenbaar? Voor mij is het zeker herkenbaar. Daarom is muziek maken van onschatbare waarde gebleken. Juist daar kun je niet weg blijven van je emoties. Muziek raakt je, het raakt aan je emoties. Tegelijk is het een ideale uitlaatklep om te voelen wat niet gezegd kan worden. Muziek geeft klank aan je emotie.

    Muziek vraagt ook om jouw eigen emotie toe te voegen. Alleen nootjes spelen maakt dat muziek droog klinkt, het is juist jouw inbreng aan beleving die muziek tot leven brengt. Muziek maken daagt je uit om niet alleen cognitief bezig te zijn, maar om ook je gevoel een toontje mee te laten klinken.

    Muziek maken versterkt executieve functies

    Muziekonderwijs verbetert de leerprestaties en leerstrategieën van kinderen. Dat hebben Arthur Jasche, Erik Scherder en Henk Jan Honing onderzocht en gepubliceerd in een recent uitgegeven (2018) onderzoek. In de lespraktijk staan de executieve functies centraal in de lessen die de kinderen krijgen. Ook hier wordt gekeken naar welke executieve functies bij jou meer aandacht nodig heeft. Hier wordt gericht mee geoefend. Zo versterken de muzieklessen ook de executieve functies, iets waar je ook buiten de muzieklessen veel profijt van kan hebben!

    Muziek maken biedt de ruimte om te oefenen met fouten maken

    De combinatie van 3 ontwikkelgebieden (cognitie, motoriek en emotioneel) maakt muziek dusdanig complex dat elke leerling gelegenheid krijgt om uitdaging te ervaren. De lesmethodieken waarvan we gebruik maken bieden ook de mogelijkheid om snel te kunnen schakelen naar een hoger uitdagingsniveau. Uit ervaring weten we inmiddels dat muziekles vaak de eerste plek is waar kinderen echt leren dat ze iets niet in 1 keer kunnen, snappen of beheersen. 

    Voor de ene leerling is het heerlijk om dit te ervaren en als uitdaging aan te grijpen, voor andere leerlingen veroorzaakt het soms een gevoel van paniek. Door onze ervaring in het aanbieden van muziekles op maat zijn we ook heel goed in staat om deze paniek op te vangen en om te zetten in een op groei gerichte mindset.

    Muziek maken vergroot je zelfvertrouwen

    Hoe gaaf is het wanneer het je lukt om de uitdaging aan te gaan, jezelf uit te dagen om emotie, cognitie en motoriek te combineren tot een muzikaal feestje. Bedenk eens wat dát voor je zelfvertrouwen kan doen!

    Ook het overwinnen van je mindset, leren de stap te maken van Makkieland naar Lefland doet je zelfvertrouwen groeien. Elke week zie ik dat weer in de praktijk gebeuren. Wat te denken van het kind dat elke keer weer alles uit de kast haalde om maar niet de confrontatie aan te hoeven gaan met de uitdaging, maar zich uiteindelijk veilig genoeg voelde om samen toch een kleine uitdaging aan te gaan. Hoe groot is de winst als je dan merkt dat je meer kunt dan je zelf dacht door het te gaan proberen. Van proberen ga je leren! Dan gaat je zelfvertrouwen ook groeien en mag je groeien als mens. Vaak zien we dat het zelfvertrouwen niet alleen binnen de lessen groeit, maar dat het kind ook op school de uitdaging durft aan te gaan.