1. Wat zijn kerktoonladders?
De kerktoonladders, ‘modi’ (enk. modus) genoemd, zijn de voorlopers van wat we tegenwoordig ‘toonsoort‘ noemen. In het westen zijn ze bekend vanuit de westerse middeleeuwse kerkmuziek. Ze worden nog steeds gebruikt in verschillende muziekgenres voor het schrijven van muziek. Onderaan dit blog vind je talloze voorbeelden per genre.
Denk bijvoorbeeld aan klassiek (Debussy), jazz (Miles Davis ‘So What’), filmmuziek (Thomas Newman ‘Shawshank Redemption’), popmuziek (Michael Jacksons ‘Earth Song’) en allerlei soorten wereldmuziek. Ze zijn dus essentieel voor het begrijpen en spelen van muziek in het algemeen.
Er zijn 7 verschillende kerktoonladders genaamd aeolisch, dorisch, frygisch, locrisch, ionisch, lydisch en mixolydisch. Ze hebben een specifiek patroon van hele en halve toonafstanden. Hierdoor hebben ze een eigen uniek geluid en karakter.
Hieronder vind je een visueel overzicht hiervan. Maar eerst meer verheldering over de verschillende termen.
2. Verschillende termen: van middeleeuwse kerk modi tot modale ladders
In de muziektheorie en praktijk zijn verschillende synoniemen aanwezig voor kerktoonladders: middeleeuwse ladders, kerk modi, kerktoonsoort, kerktoonreeks en modale ladders.
Modus, modi (evt. modaal) zijn tot het einde van de middeleeuwen eigenlijk de gangbare termen voor wat we tegenwoordig ‘toonsoort’ noemen. ‘Modi’ is dus een correctere term dan toonladder of toonsoort, welke moderne termen zijn.
Omdat we kerktoonladders in het westen kennen vanuit de middeleeuwse kerkmuziek noemen we ze ‘kerk modi’. In de jazz muziek is vooral de term ‘modale ladders’ gangbaar. Denk aan het genre genaamd ‘modal jazz’.
Sommigen vinden de term ‘kerk’ of ‘middeleeuws’ te gekleurd. Vooral omdat de modi ook buiten het westen bekend waren, van Azië tot het Midden-Oosten. Het maakt voor de ‘muziektheorie of speelpraktijk’ weinig uit. Zolang we maar weten waar we het met elkaar over hebben.
3. Hoe werken de kerktoonladders en hoe vind je ze snel in de praktijk?
Elk van deze kerk modi heeft een specifiek patroon van hele en halve toonafstanden. Hierdoor hebben ze een eigen uniek geluid en karakter. Maar het onthouden van al die verschillende hele en halve afstanden is erg onpraktisch.
Wil je kerk modi snel kunnen vinden en toepassen? Dan is het handiger als je ze verdeelt in twee categorieën: ‘majeur- en mineurachtige’. Simpel gezegd is een kerk modus immers een ‘normale’ majeur of mineurtoonladder, met nog een extra verhoging (#) of verlaging (b).
Als je dus vanuit je normale toonladderkennis vertrekt en dan die specifieke verhogingen en verlagingen toepast, dan kun je alle kerk modi snel vinden.
De majeurachtige staan voor het gemak op een rij vanuit C majeur. De mineurachtige vanuit A mineur. Ook wordt het specifieke karakter van de modus vermeld.
- Ionisch (onze normale majeur) = C D E F G A B
- Lydisch (majeur met verhoogde 4) = C D E F# G A B (karakter: dromerig, open, sprookjes)
- Mixolydisch (majeur met verlaagde 7) = C D E F G A Bb (karakter: stevig, landelijk)
- Aeolisch (onze normale mineur) = A B C D E F G
- Dorisch (mineur met verhoogde 6) = A B C D E F# G (karakter: landelijk, hoopvol, sprookjes)
- Frygisch (mineur met verlaagde 2) = A Bb C D E F G (karakter: Spaans, spanning)
- Locrisch (mineur met verlaagde 2 en 5) = A Bb C D Eb F G (karakter: spanning, donker)
Wil je bijvoorbeeld de dorische ladder van E-mineur vinden? Dat is de toonladder E-mineur met een #6: E F# G A B C# D E.