fbpx

Van Pythagoras naar gelijkzwevende stemming

Muziek was in eerste instantie heel simpel. Men zong enkele tonen. Dit was alleen melodie, en een zanger kan tonen op z'n gehoor zo zuiver mogelijk maken.
Later ontstond meerstemmigheid en het gebruik van begeleidende akkoorden op instrumenten. Bij instrumenten met een vaste toonverdeling was het stemmen altijd een probleem.  Dat werd pas echt vervelend bij toetseninstrumenten, zoals het klavecimbel en later de piano met z'n 7 octaven.

Men gebruikte eeuwen lang de "stemming van Pythagoras" (grofweg gebaseerd op reine kwinten) en later de "reine stemming" van Gioseffo Zarlino (gebaseerd op meerdere boventonen). Bij deze stemmingen (en bij vele andere probeer-sels) verhoudt elke toon zich op een bepaalde manier tot de grondtoon maar dat resulteert binnen een octaaf niet in 12 gelijke afstanden. Het gevolg was dat bijv. een piano alleen zuiver gestemd kon worden in één toonaard. Een piano moest anders gestemd worden als men zuiver in een andere toonaard wilde spelen (als men een andere grondtoon als uitgangspunt nam). Dat was uitermate lastig.

Overgang naar welgetemperde stemmingen:
Rond het jaar 1700 (bij de opkomst van de piano) ging men over op de z.g. "welgetemperde stemmingen" waarmee men met één stemming wel in alle toonaarden kon spelen. Men "temperde" in elke toonaard de ergste valsheid, maar de toonaarden klonken nog wel verschillend van elkaar. Elke toonaard had z'n eigen specifieke klank (lees "zuiverheid" of "valsheid") en daardoor ook een bepaalde sfeer. Daar waren per toonaard zelfs uitgebreide omschrijvingen voor.

Het compromis, de gelijkzwevende stemming:
Uiteindelijk heeft dat alles geleid tot het grote compromis, de "gelijkzwevende stemming" die in alle toonaarden gelijk en redelijk zuiver klonk. Men verdeelde een octaaf in 12 gelijke verhogingen. Behalve de octaven zijn bij dit compromis alle tonen een beetje vals t.o.v. de zuivere boventonen.

Sommigen vonden dat in die tijd bijzonder discutabel omdat men geen gebruik meer van die "sferen" kon maken. Alles klonk nu in elke toonaard het zelfde. Anderen vonden dat niets goed klonk in de gelijkzwevende stemming. Maar de gelijkzwevende stemming werd uiteindelijk toch de standaard stemming voor instrumenten met een vaste toonverdeling.

Daarom kun je nu op toetsen of gitaar een liedje in een andere toonaard gaan spelen zonder dat het raar gaat klinken. Ook kun je binnen een muziekstuk moduleren naar een andere toonaard zonder dat het vals wordt. Leek misschien altijd logisch, maar dat is het dus helemaal niet. Het kan omdat men bewust de natuur-kundige zuiverheid terzijde geschoven heeft. Men heeft genoegen genomen met een "handige oplossing" waarbij alles redelijk zuiver klinkt.

Het mooie is dat wij er aan gewend zijn geraakt en het doorgaans  als zuiver ervaren, maar soms "wringt" er toch een toon en dat komt omdat het gewoon niet zuiver is.

Waarom noemt men deze stemming "gelijkzwevend"?
Als je twee tonen hoort die t.o.v. elkaar een beetje vals zijn, dan lijkt het of je één toon hoort die "zweeft". De tonen van de gelijkzwevende stemming zijn een beetje vals t.o.v. de zuivere boventonen. Vandaar de term "zwevend" (pas als twee tonen meer dan 20 Hz. van elkaar verschillen, kan ons gehoor ze als verschil-lende tonen onderscheiden, maar zoveel verschilt een reine toon nooit van een gelijkzwevend gestemde toon). Elke verhoging naar de eerstvolgende toon is gelijk en in elk octaaf is ook de "valsheid" t.o.v. de boventonen gelijk. Vandaar de term "gelijkzwevend". Men heeft het ook over "de evenredig zwevende stemming" of de "evenredig zwevende temperatuur" (Engels: equal temperament tuning).