Laatst kreeg ik de vraag wanneer ik eens iets zou schrijven over de historie van de blaasorkesten. Welnu, hier deel 1 over de historie van blaasorkesten.
Directe voorlopers van het amateurblaasorkest waren
- De stadsmuzikanten
- Collegium Musicum
- Het schutterijorkest
- Het militaire orkest
De eerste signaalinstrumenten waren : Hoorns van Ram of Rund en Bazuin
Stadsmuzikanten ontstonden na de opkomst van steden in de 13e en 14e Eeuw. In het tijdperk van de Renaissance (ca. 14e tot de 16e Eeuw) komt voor het eerst verband tussen de bij het leger gebruikte muziekinstrumenten en bepaalde legeronderdelen voor. Zo waren de trommen en pijperfluiten bij het voetvolk (de infanterie) en de trompetten en de pauken bij de bereden wapens (cavalerie) in gebruik.
In latere eeuwen (met name in de zestiende eeuw) kreeg de functie van stadsmuzikant een ruimere, meer representatieve en recreatieve inhoud.
Van de 15e tot de 18e Eeuw drongen Turkse legers regelmatig Europa binnen. Deze legers werden in hun opmars ondersteund door zogenaamde Janitscharen-muziek. Naast de stadsmuzikanten ontstaat in de zestiende eeuw het Collegium Musicum. Een Collegium Musicum is amateur-muziekgezelschap dat overwegend bestaat uitheren, afkomstig uit de hogere burgerij en die muziek maken puur voor zichzelf, dus zonder publiek”.
De schutterijorkesten vormen een directe voorloper van de amateur-blaasmuziekverenigingen. Schutterijkorpsen bestonden al in de achttiende eeuw, maar werden ten tijde van de Franse Revolutie (tot 1799) afgeschaft vanwege een verbod op de gilden.
Een laatste, muzikale ontwikkeling die tot de vorming van blaasmuziekverenigingen heeft bijgedragen, is de ontwikkeling van de militaire muziek in Europa. Muziek heeft al sinds de Oudheid voor legers een dubbel doel gehad: het strijdlustig maken van de troepen en het intimideren van de vijand .
18e Eeuw : Van speelgroep naar Blazersensemble
Omstreeks 1750 was Wenen de grootste muziekstad van Europa. Een instrument waar tot dan toe niemand van had gehoord, maar tegenwoordig een belangrijke speler binnen het harmonie orkest is zag aan het begin van deze eeuw het daglicht: de Klarinet. In deze eeuw ontstonden aan de hoven van Centraal-Europa blazersensembles
19e Eeuw
Ca. 1800 : Ontstaan van de eerste burger blaasmuziekverenigingen. Aan het begin van de negentiende eeuw werd de muziek voor blaasorkest op het Europese vasteland, zowel bij de militairen als bij de amateurs, sterk door de muziekkorpsen van Napoleon beïnvloed. De beperkingen van de meeste instrumenten en zeker van de trompet en hoorn, hadden invloed op de mogelijkheden in het repertoire.
De beperkingen van de meeste instrumenten en zeker van de trompet en hoorn, hadden invloed op de mogelijkheden in het repertoire. Gaandeweg werden ernieuwe instrumenten uitgevonden, zoals de klephoorn, de ophicleïde. In 1818 werkte Stölzel samen met Blühmel; zij verwierven beiden een tienjarig patent voor een pompventiel dat eerst op de hoorn werd toegepast.
Adolphe Sax
De grootste en belangrijkste innovatie was te danken aan de in Frankrijk actieve Belgische instrumentenbouwer Adolphe Sax. Deze stelde op de Internationale Tentoonstelling van Parijs in 1844, naast de saxofoon en de basklarinet, een nieuwe familie chromatische koperen blaasinstrumenten voor die hij ‘Sax bugels’ noemde. Om de associatie met de bestaande, maar zeer onvolmaakte, bugels te voorkomen, veranderde hij snel de naam in “saxhoorn”. Voor al deze instrumenten kreeg Sax in 1843 een patent.
Een andere man die in dit overzicht niet ongenoemd mag blijven is Wilhelm Wieprecht (1802-1872). Wieprecht is de man die in Duitsland hervormingen in de militaire orkesten teweeg heeft gebracht, die vergelijkbaar zijn met de hervormingen van Adolphe Sax.
Ondertussen onderging ook de klarinet grondige verbeteringen, dankzij de samenwerking van virtuozen zoals Bärmann en Müller met componisten zoals Carl Maria von Weber, Felix Mendelssohn en Ludwig Spohr. En in 1832 bracht de Beierse fluitist Theobald Boehm een geweldige verbetering aan de fluit door het ‘ringsleutelsysteem’. In 1843 paste de Franse klarinettist Hyacinthe Klosé het kleppensysteem van de Boehmfluit op de klarinet toe wat veel meer mogelijkheden bood, vooral voor blaasmuziekcomponisten.
Uitbreiding van het basregister
De zwakste schakel in het blaasorkest bleef echter het basregister: dat bestond alleen uit de serpent, bashoorn en ophicleïde, vaak aangevuld door contrafagot of snarenbas.
Gezamenlijk musiceren vulde een sociale en culturele leegte in het leven van arbeiders. Ook hadden deze muziekverenigingen als taak het volk muzikaal te ontwikkelen. Muziekverenigingen pasten daarmee in het beschavingsoffensief van de tweede helft van de negentiende eeuw, wat als doel had het volk onder aan de maatschappelijke ladder beschaafder te maken wat betreft hun gewoonten en gedragingen.
Lid zijn van een blaasorkest was een van de weinige manieren om je gezamenlijk met andere mensen te amuseren. Ook was het een manier om arbeiders met klassieke muziek in aanraking te laten komen. Blaasorkesten werden gestimuleerd door de gemeentes en werkgevers en er was geen feest of ceremonie denkbaar zonder blaasorkest. Waar arbeiders waren, waren muziekverenigingen.